Woensdagavond 9 januari
Na het interview op Radio Beverwijk over Panorama 13 (‘Bij
ons in de studio Jacco van der Pol…’.’Tjarko!’…’Oh, Tjarko, dat kan ik hier
niet uithalen..en eh..? ‘Evelien Andrée Wiltens..’’En jij doet ook iets?’. ‘Ja
ik ben ook kunstenaar’ –), na het interview reed ik naar het Kennemer Theater
om te kijken hoe het met het panorama gesteld was. Hoe deze individualisten het
voor elkaar krijgen weet ik niet, maar het werk laat zich nu al lezen als een
verhaal.
Het lijkt wel of ze met elkaar hebben afgesproken het
scheppingsverhaal opnieuw vorm te geven. Rob van der Schoor zet hiermee
natuurlijk de toon, met de vinger Gods waarmee hij vanuit een geborgen
landschap een bootje op pad stuurt. Tjarko
heeft er wijzerloos klokje bijgeschilderd: de schepping vaart voort, voor alles
staat de tijd stil.
Wat volgt is dan Genesis: het ontstaan van de kosmos, de oersoep van Jan Kroeze, de Big Bang van Dirck Nab, de
onbedorven wereld en het betoverende licht van Ernie Gerrits, waarna het lijkt
of uit de explosie van Frank Kraaijeveld de eerste mens, Adam, in het centrum
van het Kennemer Theater , op zijn barkruk terecht is gekomen. Marije
Gertenbach en Evelien Andrée Wiltens bekommeren zich vervolgens over de
mens, in vele gedaanten, telkens overgeschilderd, telkens weer opnieuw
gemaakt, met het koude hoofd in een iglo-achtige ruimte. Een stervende koe
(Guernica) aan zijn voeten. Noodlot.
Josje Peters roept
een halt toe aan de dynamiek. Met een paar krachtige diagonale vlakken en
lijnen biedt ze weerstand aan het figuratieve geweld aan weerszijden van haar
paneel. Een moment van contemplatie, wedergeboorte, zoals je wilt. Door het
zwarte vlak en de rode diagonalen legt ze streng een moment van bezinning op.
Lijkt Barnett Newman wel.
Uit dit moment ontspruit de tegenwoordige tijd:
raadselachtig, ongrijpbaar, haastig. Arno brengt een schimmenspel tot leven,
maar doet het als in Plato’s Grot. Wat we zien is dat het echte leven wat we
zien? Erik Meijer geeft licht aan het water en de nacht, Tjarko verstilt de
dynamiek van stad en tijd, opgesloten zitten, met zijn allen, in dezelfde tijd,
op dezelfde plaats.
En dan, echt alsof het van tevoren bedacht is, een
uitvergroot detail, dat alles tot de menselijke maat terugbrengt: de oma van
Suzanne uitvergroot in haar kamer, weggeduwd door de stad van Tjarko, met haar
rug ernaar toe, met de rug naar het leven.
De laatste panelen zijn dan ook wonderbaarlijk: op een
prachtig veld loopt een figuur het panorama weer uit. Hij laat het leven weer
achter zich maar bij elke stap zien we zijn schaduw nog. Niet donker, maar
licht. Alsof hij met Frits van Egters in
de Avonden wil zeggen: Het is voorbij, maar niet onopgemerkt gebleven. Als een
schaduw uit het maanlicht.
Toen ik dit die stille woensdagavond allemaal bedacht, drong
dus het volgende liedje me op:
Nog drie dagen te gaan. En dan heeft zich nog steeds één
kunstenaar zich niet gemeld. je vraagt je af wat ze allemaal nog toe te voegen
hebben. Of willen.
Reacties
Een reactie posten