Straatfotografie is zo’n beetje wat
impressionisme is voor de schilderkunst. Toegankelijk, herkenbaar, met een hang
naar artistiekerigheid. In het begin was
het vernieuwend. Het stond voor een manier van kijken naar de wereld zoals die
nog nooit eerder bekeken was.
Die wereld was vooral herkenbaar. Opeens
was het leven van alledag bijzonder geworden. Impressionisme laat ons de wereld
zien zoals je die in een oogopslag waarneemt. Het moment doet ertoe en niet de
boodschap. Daar hoort natuurlijk een scherpe blik bij en ook nog natuurlijk wel
een idee wat het ene moment belangrijker maakt dan het ander. Maar toch. Wat je
ziet is waard gezien te worden: het leven van alledag van alle mensen. Bij het
impressionisme vertaalde dat zich en uiteindelijk vooral in het zoete moment,
de schoonheid en de toegankelijkheid van de onderwerpen. De straat, het stadse
leven, de roerigheid van alledag.
Straatfotografie doet in wezen niets
anders, alhoewel daar in eerste instantie de intentie wat rauwer was. De
ongefilterde wereld in een snapshot, bij toeval gevangen. En niet geënsceneerd.
Later zou blijken dat daarmee ook aardig wat gesjoemeld is (denk aan de
beroemde foto van de kus in Parijs (Robert Doisneau) die helemaal in scene is
gezet).
Straatfotografie is toegankelijk. Het is
behaaglijk, en snel. Je hoeft er niet lang naar te kijken om het te begrijpen.
Als je er wel langer naar kijkt kan je er van alles in leggen, met name je
eigen gevoelens. Het suggereert een hoop en het zegt niets. Daarvoor is het een
gestolen moment van een wereld die vliegensvlug aan ons voorbij gaat. Elke dag.
En daar wringt de schoen. Net als bij de
impressionisten kan de straatfotograaf met een vluchtige toets een beeld van
een werkelijkheid suggereren die de tevreden kijker herkent en invult als
authentiek. En iedereen die het begrijpt denkt het ook te kunnen. Dat is
nu net het verschil tussen de kunstenaar en de amateur. Zonder belerend te
willen worden denk ik dat het daar nu net om draait. De amateur, het woord zegt
het al, is een liefhebber. Een liefhebber heeft lief en wil zo lang mogelijk
liefhebben en herhaalt wat hij kent. Een beetje kunstenaar neemt daar geen
genoegen mee en gaat op zoek naar de wereld achter het plaatje. Wat fotografie
betreft: op zoek naar de tijd. De tijd vangen in een fractie van een seconde.
Voorbeeld. In de jaren vijftig van de
vorige eeuw werd straatfotografie populair. De foto’s van toen zijn niet zomaar
plaatjes, maar beeldvormend voor wat die tijd inhield: dynamiek, moderniteit,
wilskracht, wederopbouw, geloof in de toekomst, liefde.
De tegenwoordige straatfotograaf is
echter meer een romantische reisreporter geworden. De tijd dat de foto van de
straat nog een statement was van een of andere artistieke lefgozer die het
zogenaamde echte leven vastlegde in korrelig zwart-wit en armoe, de lust,
drankzucht en andere middelen, als begerenswaardig objecten van het echte leven
neerzette, die tijd ligt ver achter ons. Maar zoals gebruikelijk: populaire
uitingen hebben vele volgelingen. Niet voor niets vinden we dat soort
foto’s terug in glossy’s en magazines. En bij KeK deze maand, bij de expositie
van Dieter Schubert.
Op die foto’s zie je niet iets wat je nog
niet eerder hebt gezien. Het laat je ook niet op een andere manier kijken naar
de wereld om je heen. Het zijn foto’s om te behagen, om je een prettig gevoel
te geven.
Het is mooi en herkenbaar, want al
duizenden keren gedaan.
Je moet meer durven als fotograaf. Juist
omdat je maar zo kort de tijd hebt. Loeren en toeslaan, als een roofdier. Een
panter wacht ook de hele dag tot hij in een klap zijn prooi naar binnen klauwt.
Anders krijg je van die inwisselbare identieke instemmingsoproepende artistieke
prenten die het goed doen in goedverwarmde ruimtes met stemmige kleuren. Met
borrel toe.
Reacties
Een reactie posten