Waarschijnlijk is het verhaal van Plato’s grot wel bekend of
is een flard ervan ergens blijven hangen: we kijken naar onze wereld alsof we
holbewoners zijn die leven in een grot. Door een groot vuur of licht midden in
de grot zien we schimmen en schaduwen op de muren van de grot bewegen. Omdat de
grot onze enige werkelijkheid is, denken we dat die bewegende beelden op de
muren de echte wereld is, de werkelijkheid. We leven in een schijnwereld, en om de echte wereld of de werkelijkheid te
doorgronden moet je wel wat moeite doen. Zoveel wil Plato met dit verhaal
doorgeven.
Of KEK dat ook wil met de wintertoonstelling Videorama16
weet ik niet, maar de vergelijking met de grot van Plato dringt zich
onmiddelijk aan mij op bij het betreden van de tentoonstellingsruimte.
Je wandelt een donkere ruimte binnen. Schaars verlicht door
projecties op de wanden. Een kakafonie van beelden duikelt over de schermen. In
slagorde staan vijf klassieke bureaus opgesteld, computertje eraan bevestigd,
beamer erboven, koptelefoon in de aanslag. Als je een rondje loopt, word je
overweldigd door de veelheid aan beelden. De een rustig, de ander hyper,
uitgebeeld en ingetogen of een spervuur van hijgerige highlights uit onrustige
adrenalinestimulerende gekmakende actiefims. Dit is de werkelijkheid. De
beelden suggereren een leven van jewelste. Ben je daar eenmaal aan gewend, dan
lijkt het alsof je daadwerkelijk in Plato’s grot bent beland. Met dien
verstande: de makers van de beelden sleuren ons hun werkelijkheid binnen.
In deze grot van KEK zien we de werkelijkheid teruggebracht
tot filmbeelden: de illusie van het bestaan. We kijken naar afbeeldingen en
denken dat dat de werkelijkheid is. Zoals alle kunst de werkelijkheid imiteert
of in ieder geval op de hielen zit. En film/video natuurlijk het meest. Daarmee
past Videorama16 in een trend en traditie. In die zin zijn ze bij KEK niet
achterlijk.
De VJ’s Ron Bergman en Michael Fleming doen dat met een
knetterend salvo aan beelden. Ratatatatata. De moderne tijd staat niet stil. We
leven in onrust, we zoeken actie, drukte. In het werk van Michael Flemig
beweegt alles en iedereen is op jacht naar dat ene, dat paradoxale stille
moment: met de pisolen in achtervolging om iemand om te leggen of op jacht naar
de lippen van de geliefde. Op zoek naar de rust van de dood of de rust van de
kus. Dan is de onrust voor even in harmonie. Le petit mort.
Ron Bergman toont een soort fruitautomaat met beelden in
plaats van de klassieke afbeeldingen: beelden buitelen in razend tempo naast
elkaar: alles draait, gaat door, stopt niet, tot de beelden naast elkaar
synchroon zijn. Dan stopt alles. De jackpot. Stilstand is de overwinning.
Eigenlijk is dit ook het paradoxale van deze
tentoonstelling. Alles beweegt en vliegt en schiet heen en weer dat het een
lieve lust is. Maar het uiteindelijke doel lijkt bij alle deelnemers weer op
hetzelfde neer te komen. De ruststand, de stilstand.
Tjarko zet met een animatie en gedicht de wereld in zijn
achteruit, gumt de tijd uit in eindeloze herhaling, bij Michel Mulder lokt de
zoete vergetelheid (met de donkere kamer van Blauwbaard op de achtergrond),
Frits Smid staat stil in de stad en zoomt in op de beelden die we in onze
dagelijkse routine achteloos laten schieten en Stefan Schoorl’s film is bijna
leeg: zo mooi leeg, dat je bijna verdwijnt of oplost tussen de kromme lijnen
van het station of de stilheid van het meisje dat een dood varken tekent. De
combinatie met het bombardement van Ron en Michael en de oneindige stroom van
Tjarko versterkt de rust van Michel, Frits en Stefan in hevige mate. Stilte
tegengesteld aan heftigheid. Leidend naar Niets.
De mannen hebben het mooi gedaan. Er valt zoveel te zien om
je eigen werkelijkheid aan te scherpen. Licht vangen zonder zon, de IJmond
zonder opsmuk. Net een ander perspectief, net iets anders kijken. Een stil
meisje dat de dood natekent. Hoe verzin je het? Nee dat verzin je niet, dat
dient zich aan. En dat is de kern natuurlijk. Het echte raadsel kan je wel
opjagen, uiteindelijk gaat het hier om de stilstand. De grote leegte. Een ode
aan het moment dat alles stilstaat.
Overdonderd door al die beelden en al dat licht in het
halfdonker word je (werd ik) sterk overmand door het besef van
vergankelijkheid. De voortschrijdende tijd is het wezen van het leven. Er is
een begin en een eind en daartussen tikt de tijd. Tikt ze niet meer, dan is er
niets meer (of alles, als je gelovig bent – je mag kiezen). Al deze mannen zijn
hier in de grot van KEK op hun eigen manier mee bezig. Allemaal willen zij de
tijd op zijn staart trappen. Of je nou in iets (de eeuwigheid) gelooft of niets
(het zwarte gat): dood gaan we allemaal. En dan verdwijnt de tijd.
Een mooie tentoonstelling en nog maar even te zien.
Naschrift:
Aan videokunst kleeft jammer genoeg een nadeel: het is niet zo geschikt voor een klassiek
museumbezoek, zoals de meeste mensen gewend zijn. Kijken en verder lopen.
Iedereen weet zo langzamerhand dat de gemiddelde bezoeker
gemiddeld niet langer dan 9 seconden voor een kunstwerk staat. Sowieso
onvoldoende om tot de essentie van een werk door te dringen, maar voor een film
of video is dat natuurlijk dodelijk. Mensen lopen langs, kijken naar de
oppervlakte. En druipen dan af. Jammer jammer jammer.
Dit is een tentoonstelling waar je langzaam in moet kruipen,
waar je je zintuigen (oog en oor) moet uitlenen aan de getoonde beelden, waarin
je hopt van de ene naar de andere film, tussendoor even een praatje maakt of
een glaasje drinkt, en dan weer een rondje. Neem een half uurtje de tijd.
Reacties
Een reactie posten