Doorgaan naar hoofdcontent

Monnikenwerk

Bloedbroeders, worden Frits Klaver en Hans van Lieshout genoemd in de aankondiging van hun gezamenlijke tentoonstelling. Hun sporen in de kunstwereld hebben beiden al ruimschoots verdiend en nu dan een gezamenlijk optreden. Als bloedbroeders. Verwantschap is er zeker, maar wie bij bloed denkt aan bloederige toestanden, wilde schilderijen, een nieuwe schildersbattle, die kan thuis blijven.


Geen bloed, wel gelijkgestemdheid. Gelijkgestemde broeders. Alsof ze in een klooster gezamenlijk hun metten zingen. De een hoog, de ander laag, de een diep, de ander helder. Of zoals middeleeuwse kopiisten over hun werk zitten gebogen. In ascetische overpeinzing. Zie in het Kennemer Theater het resultaat van hun monnikenwerk.


Ik heb geen idee wat de reden is geweest dat ze sámen exposeren, maar leuk is het wel om te onderzoeken wat de verwantschap is tussen de twee. Of ze elkaar versterken of niet. Zoals bij alle duo’s moet de som meer zijn dan het geheel. Denk aan Van Gogh en Gauguin, Picasso en Matisse, Mondriaan en Van Doesburg. Dus, wat hebben Hans van Lieshout en Frits Klaver gemeen? Waar ligt hun verwantschap?

Op de eerste plaats het vakmanschap. Een genot om te zien hoe zorgvuldig en professioneel al het materiaal is behandeld. Stel – dit klinkt oneerbiedig, maar zo is het niet bedoeld – dat je een mooi schilderij zoekt voor je nieuwe kantoor. Elk werk op deze tentoonstelling zou ervoor in aanmerking komen. Haakje in de muur, ophangen, klaar. Verantwoord en af.

De tweede overeenkomst heb ik in het begin al aangestipt. Ik doe de mannen er waarschijnlijk geen plezier mee als ik zeg dat hun werk voor mij een religieuze uitstraling heeft. Op het bidderige af. Voor mij is dat een compliment, maar bij generatiegenoten ligt het thema religie soms nogal zwaar op de maag. Toch heeft de overgave waarmee het werk is gemaakt, de zorgvuldigheid waarmee streek voor streek het doek is verkend, het geduld en de bezetenheid waarmee naar een eind is gewerkt, dat alles heeft een uitstraling die je alleen tegenkomt bij bidden en mediteren. Het is vaker gezegd: in de moderne tijd lijkt de moderne kunst de plaatst van de religie te hebben overgenomen en de musea de plaats van de kerken. Hans van Lieshout en Frits Klaver zouden niet de minste broeders zijn.

Monnikenwerk hebben ze verricht. Zoals monniken in de middeleeuwen dagenlang, maanden zelfs, nauwgezet hun versieringen doelbewust intekenden en -kleurden voor getijdenboeken. Je kunt een verhaal in plaatjes weergeven en daarmee de oude heilige verhalen een gezicht geven, zoals in de christelijke wereld is gebeurd. Je kunt ook de religieuze beleving in abstracte en geometrische vormen weergeven. Zoals de islam het geloof versiert. Denk aan de mozaïeken en non-figuratieve patronen in gebedshuizen en openbare gebouwen. Of om dichterbij huis te blijven: kijk eens naar de werken van Esscher, de beroemde graficus, die ook heel veel van die elementen in zijn werk gebruikte. Hans van Lieshout en Frits Klaver horen ook tot die school.



Een ander punt van verwantschap, het derde, is natuurlijk de schilderschool die in de jaren ’50 opgeld deed, met name in de VS: het abstract expressionisme (action painting, colorfield painting). Met schilders als Jackson Pollock, Barnett Newman, Mark Rothko. In het werk van Frits Klaver en Hans van Lieshout zien we duidelijk waar ze de mosterd vandaan haalden. De afbeelding doet er niet toe, want wat er achter ligt is niet af te beelden in plaatjes. Wel in kleuren, wel in vormen. De zoektocht naar de harmonie. De universele waarden, zoals Piet Mondriaan het noemde.
(Barnett Newman, Cathedra)

Nou zijn Hans en Frits niet echte action painters, integendeel, daarvoor gaan ze te nauwgezet te werk. Geen Jackson Pollock-achtige uithalen, maar ingetogen en bestudeerd. Ook de colorfield beperkt zich bij Hans tot een studie van kleurstrepen over elkaar die opgloeien in het vlak; in het werk van Frits is de kleur uitgebannen om verder te zoeken naar het wezen. Maar expressionisten zijn het wel, en abstract: geen poppetje te zien. Maar er zijn ook verschillen.

De reden waarom ze elkaar zo mooi aanvullen, vond ik later, toen ik een paar dagen later nog een keer een half uurtje rondliep. Ik moest even los van het overdonderende decoratieve effect van hun werk dat me bijna het zicht op hun queeste ontnam. In mijn eentje nog een rondje in alle stilte.

Bij Hans is het werk een uitdijend heelal. De kosmos explodeert. Weliswaar heel keurig en binnen de lijntjes, maar door het effect van kleine doeken aan elkaar te bevestigen en de verf uit te laten lopen over een steeds groter oppervlak, krijgt dat het effect van een keurige oerknal van binnenuit, die steeds verder uitloopt, naar het oneindige, maar alles binnen de hand van de meester.

Bij Frits zie je de beweging de andere kant op. In zijn werk is hij altijd druk bezig met materialen. Verf op doek. Grafiet op papier. Wegwerken. Uitgummen, krabben aan het oppervlak, peuteren onder het zichtbare. In de techniek die hij ons nu voorschotelt zien we stralen verf over een kleurloze grijze ondergrond lopen. De verf lijkt gecraqueleerd (gebarsten) wat het een verouderingseffect geeft. De tijd krabt aan het oppervlak. Er ontstaat een diepte op de doeken die we van Frits Klaver niet gewend zijn. Het lijkt of we de microkosmos induiken, een kijkje nemen in de bloedbanen en zenuwcellen van ons menselijk lichaam. Maar dan wel opgedroogd, verouderd en in verleden tijd.

Die tegenstelling, waarschijnlijk niet zo bedacht, maakt het geheel extra aantrekkelijk. Zo zijn er meer van die elementen die de duo-expositie rondmaakt: de gloed in het werk van Hans van Lieshout tegenover het bewust kleurloze van Frits Klaver, de expansiedrift van Hans tegenover de introspectie van Frits, het ritme in de werken van Hans van Lieshout tegenover de grillige patronen bij Frits Klaver. En de overeenkomsten: ascetisch, anti-figuratief, solistisch, niet behaagziek, of soms toch een beetje. Intrigerend, raadselachtig, esthetisch. Gezegend zij hun monnikenwerk.




Reacties

Populaire posts van deze blog

Een kleine handleiding bij Piet Vos

Donderdagmiddag voor de opening van zijn tentoonstelling ging ik even langs bij het Kennemer Theater en trof daar een onbeschrijfbaar zootje van bouten, tangen, latten, plastic zakken, aarde, staal, draad, plaat, verf, hamers, boormachines, gips en hout. En daartussen Piet Vos. Zoals gewoonlijk tot op het laatste moment bezig met de inrichting van zijn installaties. Zijn wereld, zijn ideeënwereld. Piet Vos. Een ernstig man. Piet is zo gecompliceerd en tegelijkertijd zo eenduidig dat er een verhaal à la Tsjechov voor nodig is om zijn worsteling met de wereld in de juiste proporties te vatten.  Jaren geleden schaakte ik elke woensdagavond na de tekenclub met Piet een potje en liet hem meestal winnen. Daar was hij blij mee. Een schijnbaar intellectueel gevecht met hem voeren over de orde der dingen (het schaakspel), dat doordenken en dan antwoorden op de slimmigheden van de ander, en dat met een stuk of vier, vijf, zes bier in je mik, en dan nog winnen ook. Op de vierkante meter w

Schepper naast God

Het lijkt of je een dependance van het Teylers Museum betreedt. Gedempt licht, vitrines, rariteiten en dode beesten. Aan de grote wand een rek met zakjes met beentjes en botjes, een stofjas die wacht op de biologieleraar. Hij zou elk moment kunnen binnenkomen om te laten zien hoe je de dood prepareert en opzet. Natura Artis Magistra, de natuur is de leraar van kunst en wetenschap. Wat staat ons te wachten? We betreden het practicum als leerlingen, schoorvoetend en in eerbiedige afwachting van wat komen gaat. De kriebels van een eerste schooldag komen weer boven, toen onderwijs nog een eerbiedwaardige en kind onderdrukkende uitstraling had. Alles is nog onbegrijpelijk en je bent in afwachting van het magische moment dat je het begrijpt. (De hele tentoonstelling is eigenlijk een mooie kritiek op het huidige onderwijs: Niks beleven! Afwachten! Niet meteen je mening geven! Jouw mening interesseert me niet! Eerst verbazen! Onbegrijpelijk? Geef het tijd! Kijk! Luister! Voel! En dan

Over een kip en twee fotografen

Ik begin met een anekdote over een kip, en de clou komt later wel, op het eind. Het verhaal van de kip in New York gaat als volgt. Een groep antropologen legde leven en welzijn vast van een papoeastam in primitief Nieuw-Guinea. De primitieven hadden nog nooit kennis gemaakt met de moderne wereld, geen vliegtuig gezien, geen auto, tv, radio, niets van dat al wat ons leven zo superieur maakt. De wetenschappers dachten dat het confronterend zou zijn de primitieven kennis te laten maken met die wereld van wolkenkrabbers, metrolijnen, fastfood en techniek. Er werd een film vertoond over het jachtige leven in New York. Na afloop werd aan de stamleden gevraagd wat ze allemaal gezien hadden. Een kip, was het antwoord. Temidden van al de moderne overvloed was alles wat hen was opgevallen iets wat ze herkenden: een kip. Een fraaie illustratie van hoe ons kijken in elkaar steekt. We zien wat we kennen. Wat we niet kennen, zien we niet.  Op naar de laatste tentoonstelling bij KeK. De dubbeltent