Eigenlijk
had ik met een heel flauwe grap dit stukje over het werk van Rob Slooten willen
beginnen: Rob Slooten, hij loopt er niet in zeven tegelijk. Zelfs niet in één.
Om aan te geven dat zijn foto’s van het veilige kunstzinnige soort zijn. Maar
ja, zoals gezegd, een beetje flauwe woordspeling, dus dat laat ik verder voor
wat het is.
Wat
dan wel. Rob Slooten is een vakman. Aan alles kan je zien dat hij het métier
tot in de puntjes beheerst, dat hij weet wat er in de kunstwereld te koop is en
welke wegen hij moet bewandelen, en dat hij een soort van eigen stijl heeft,
ontwikkeld in de jaren zeventig. Beetje vervreemding, beetje ongewoon, beetje
buitenlands, beetje rare perspectieven, beetje van dit en dat, en verder
technisch perfect afgeleverd (zover ik dat kan beoordelen).
Zijn
werk is zeer verantwoord. Alles klopt en alles valt uit te leggen. Voor een
docent fotografie (Rob Slooten geeft/gaf
les op de Rietveld Academie) laat hij in het Kennemer Theater een perfect
portfolio zien. Vertel hem niks over compositie, kleur, beeldvlak, beeldrijm,
uitsnijdingen, beeldtaal, digitale en analoge fotografie, camerastandpunt.
Alles klopt. Bijna te perfect. Mooi, verantwoord, van deze tijd, technisch perfect.
En pretentieus. En saai.
We
zien foto’s van verschillende steden, gefotografeerd vanuit een ongewoon
standpunt ( dus vervreemdend), met weerspiegelingen (dus desoriënterend), met
zonovergoten taferelen (dus buitenlands), en er gebeurt niets of net iets
raars. Dit soort artistiekerige vervreemding in film en fotografie is
onmiskenbaar het idioom van de laat-twintigste eeuw. We kennen die licht-surrealistische of
magisch-realistische toets ook uit het werk van bijvoorbeeld een Alex van
Warmerdam. Lekker de toeschouwer vervreemden met voorstellingen in een uitgekiend vreemd licht
met dwarse uitsnijdingen. En de toeschouwer weet dan ook: He, hier word ik weer
lekker vervreemd! Slooten voegt zich met welbehagen in deze traditie.
Maar
ja. Toch dringt de vraag zich op: wat
wil Rob Slooten ons eigenlijk zeggen?
Die
gedachte bleef hangen toen ik met een onbevredigend gevoel de foto’s nog een
keer bekeek. En nog een keer. Een fotograaf vangt beelden uit de werkelijkheid.
Uit die wirwar van indrukken vangt hij dat wat hij wil doorgeven om ons te plezieren,
te beangstigen, te bevreemden, op te
winden, nou ja, noem al die emoties maar op die verder gaan dan alleen de
gemakszone. ‘Mooi’ is een prima kwalificatie voor een kunstwerk,
maar uiteindelijk verveelt ‘mooi
alleen’. Doe dat soort foto’s maar op de
kalender. Een fotograaf moet schaamteloos zijn, hoorde ik een van de bezoekers
zeggen. En daar zit wat in.
Een
fotograaf werkt anders dan een schilder of schrijver. Een schilder of schrijver
verwerkt, een fotograaf moet de lef van
het moment beheersen. Een schilder of schrijver kijkt ook naar de wereld, maar
heeft of neemt meer tijd. Een fotograaf moet het doen met het moment en daarom
moet hij schaamteloos zijn. Dat betekent scherp kijken (niet behagen, wat
willen de mensen zien, ik zie ik zie wat je al eerder hebt gezien en vind je
het niet mooi?). Het juiste moment plukken. Plukken uit de veelheid van al of
niet verboden vruchten.
Als
je een serie stadsfoto’s bij elkaar
hangt en het in de begeleidende tekst ook nog een project noemt, en het een
naam geeft (Stadstheater) en het vervolgens ook nog beschrijft als het decor
waar de fotograaf de toeschouwer is, dan suggereer je een hoop. Maar daar laat hij het dan wel bij, bij die
decors. Wat ziet die Rob Slooten dan, denk je, waarom maakt hij die foto? Wat
wil hij ons laten zien? Wat is zijn drijfveer? Nu zien we alleen mooie
plaatjes, keurig artistiek en
verantwoord. En daar moeten we het mee doen.
Alleen
op een van de laatste foto’s gaat hij even los. We zien een explosie van licht:
de reflectie van laat zonlicht op de ruiten van een desolaat gebouw. Alsof al
het licht dat in al die andere foto’s zo braaf gevangen is gehouden er toch in
ene nog uit moet. Anders gezegd: alsof
die foto wil zeggen, nee, ik wil niet op die kalender.
Reacties
Een reactie posten