Doorgaan naar hoofdcontent

Het is wat het is


Er zijn natuurlijk honderden opvattingen over wat kunst is en wat kunst betekent. Daar gaan we : kunst moet ontroeren, kunst moet ontregelen, kunst moet je een spiegel voorhouden, je op het verkeerde been zetten, verdiepen, nieuwe inzichten bieden, schoonheid en troost bieden, je leven verrijken, iets laten zien wat je niet eerder hebt gezien. Je verder helpen. Of bevestigen van wat je vindt. Of gewoon: leuk, mooi, lelijk.

Het is me wat. Voor alles valt wel wat te zeggen. En eerlijk gezegd voel ik de ene dag wat voor het een en de dag erop weer wat voor het ander.

Het overkomt me regelmatig dat ik bij een eerste ontmoeting met een kunstwerk iets totaal niet kan waarderen. Dan vind ik het afstotelijk, slordig, onaf, makkelijk. Bij nader inzien, als de gewenning toeslaat, of de verdieping, leer je werk waarderen. Andersom komt natuurlijk ook voor: van sommige schilderijen vraag  ik me heus af wat ik er vroeger in gezien heb. Waarom ik  schilder en schilderij  tot mijn top tien rekende van het mooiste van wat me ooit is overkomen. En nu niet meer. Wat zag ik er in godsnaam in?

Het loopt  natuurlijk net zo als  in de liefde. Waar je ooit als een blok voor viel kan zich kantelen in je grootste demon. Wat je luidkeels beschimpte en bespotte kan omslaan in object van diepe liefde. En soms, vaak is je eerste indruk de juiste.

Maar genoeg gezeverd. Het is wat het is. Voor het moment dat je het ziet. En zo keek ik naar de schilderijen van Jules Kockelkoren in het Kennemer Theater. Bedoeld als kunst en in dit geval ‘kunst om ons een spiegel voor te houden’.  In zijn openingsspeech hield de schilder ons voor dat hij als kunstenaar midden in de maatschappij wil staan, en dat zijn atelier midden in de samenleving staat. Daar doet hij dan ons verslag van.

Kockelkoren heeft het volgende voor ons bedacht. Elke cultuur heeft zijn eigen identiteit en zijn eigen iconen. Iconen zijn beeldmerken die we allemaal kennen. Elk land, stad of dorp heeft wel van die beeldbepalende gebouwen of gebieden. De gemiddelde Nederlander herkent meteen, zonder aarzelen,  het beeld van de hoogovens, van de Dam, het Binnenhof. Maar ook De Nachtwacht, Het Meisje met de Parel,  De Zonnebloemen, Mondriaan, Delfts Blauw. Dat is ons cultureel erfgoed, onze Nederlandse identiteit. Of je het nou mooi vindt of niet.

 Jules Kockelkoren dacht: en wat nou als mensen met een geheel andere identiteit geconfronteerd worden met de Nederlandse identiteit, wat krijgen we dan? Een botsing van twee werelden! En inderdaad : dat klopt.

Kockelkoren ging  met dit idee te werk als een photoshopper: typsich Nederlandse beeldbepalende stadsgezichten en industrieën werden geprojecteerd op een fors formaat doek. Daarin werden beelden (krantenfoto’s?) van vluchtelingen en asielzoekers geprojecteerd en gemonteerd. Een clash van twee culturen. De ene cultuur  botst dan met de ander. En als de ene cultuur dan ook nog bestaat uit louter gebouwen en een enkele politieagent, en de ander uit stromen angstige vluchtelingen, dan botsen de twee culturen hevig. Voeg daarbij dat alles in Delfstblauwachtige tinten is geschilderd en dat de hemel boven de afbeelding onder handen is genomen door Piet Mondriaan en het kan ons niet ontgaan dat de kille westerse wereld hier harteloos botst op de wereld van de verworpenen der aarde.

Jules Kockelkoren wilde een punt maken en dat punt heeft hij gemaakt. Touché. Tenminste, als je wilt dat kunst een maatschappelijke uitlegfunctie heeft. En verder niet. Dan kan je tevreden zijn en hoofdschuddend rondlopen hoe kil we hier in het westen zijn met onze culturele verworvenheden. Als je dát plaatst tegenover al het wereldleed.

Wat mij betreft: gemiste kans. De bedoeling ligt er zo duimendik bovenop dat je na een paar minuten al die beelden al begint te duiden: hier bedoelt ie dit en daar bedoelt ie dat. Dan valt er na vijf minuten weinig meer te beleven.

Behalve dan dat prachtige terra cotta beeldje van Bob Dylan, ergens in de hoek van de tentoonstelling. Wat daarin schuilt aan zeggingskracht, miste ik echt in het plichtmatige zendelingenwerk wat de rest  van de tentoonstelling zo karakteriseert. Het is wat het is.



Reacties

Populaire posts van deze blog

Een kleine handleiding bij Piet Vos

Donderdagmiddag voor de opening van zijn tentoonstelling ging ik even langs bij het Kennemer Theater en trof daar een onbeschrijfbaar zootje van bouten, tangen, latten, plastic zakken, aarde, staal, draad, plaat, verf, hamers, boormachines, gips en hout. En daartussen Piet Vos. Zoals gewoonlijk tot op het laatste moment bezig met de inrichting van zijn installaties. Zijn wereld, zijn ideeënwereld. Piet Vos. Een ernstig man. Piet is zo gecompliceerd en tegelijkertijd zo eenduidig dat er een verhaal à la Tsjechov voor nodig is om zijn worsteling met de wereld in de juiste proporties te vatten.  Jaren geleden schaakte ik elke woensdagavond na de tekenclub met Piet een potje en liet hem meestal winnen. Daar was hij blij mee. Een schijnbaar intellectueel gevecht met hem voeren over de orde der dingen (het schaakspel), dat doordenken en dan antwoorden op de slimmigheden van de ander, en dat met een stuk of vier, vijf, zes bier in je mik, en dan nog winnen ook. Op de vierkante meter w

Nooit meer slapen

Het eerste werk van Nikki Kröder dat ik zag was haar performance ‘Prinses op de Erwt’ tijdens Young Art 2009. Op twintig matrassen in het nachtblauw, verlicht door een schemerlamp, lag daar Nikki Kröder zich onbehaaglijk te voelen vanwege een erwt die haar gevoelige huid ongemak bezorgde. De prinses woelde en draaide en kon geen rust vinden. Kunstwerk en kunstenaar vielen hier samen, niet te overtreffen. 100% Kröder. Mijn tweede kennismaking was de performance Hemelhakken. Op een zonnige zomerochtend in 2011, ’s morgens om half zeven in de duinen van Boreel, tijdens de wandeling Hemel op Aarde, trapten twee freules op hoge rode hakken de hemeldauw weg. Ze paradeerden als jonge veulens door het wilde duin, langs de Beek als Bronroute. Aarde en hemel met elkaar verbindend, zelfbewust en speels, Jong uitgelaten leven. Later zag ik meer performances. De lampenjurken, de ‘dolls’, de Knopera. In de eerste performances was Nikki nog de spil in het spel, later ontpopte ze zich stee

Schepper naast God

Het lijkt of je een dependance van het Teylers Museum betreedt. Gedempt licht, vitrines, rariteiten en dode beesten. Aan de grote wand een rek met zakjes met beentjes en botjes, een stofjas die wacht op de biologieleraar. Hij zou elk moment kunnen binnenkomen om te laten zien hoe je de dood prepareert en opzet. Natura Artis Magistra, de natuur is de leraar van kunst en wetenschap. Wat staat ons te wachten? We betreden het practicum als leerlingen, schoorvoetend en in eerbiedige afwachting van wat komen gaat. De kriebels van een eerste schooldag komen weer boven, toen onderwijs nog een eerbiedwaardige en kind onderdrukkende uitstraling had. Alles is nog onbegrijpelijk en je bent in afwachting van het magische moment dat je het begrijpt. (De hele tentoonstelling is eigenlijk een mooie kritiek op het huidige onderwijs: Niks beleven! Afwachten! Niet meteen je mening geven! Jouw mening interesseert me niet! Eerst verbazen! Onbegrijpelijk? Geef het tijd! Kijk! Luister! Voel! En dan