Als je naar iemands gezicht
kijkt, beslis je in een fractie van een seconde of je verder kijkt of niet.
Vind ik hem of haar leuk? Meestal gaat het simpele, saaie leven gewoon weer
zijn gang, de meeste mensen loop je gewoon voorbij. Maar soms is er dat moment:
van een ander vang je een blik, zie je een oogopslag of een gebaar, ontwaar je
een geheim dat je wilt ontrafelen. In het ergste geval word je dan verliefd,
tuimelt in iemands ogen en wil nooit meer uit die wereld vandaan. Dat gebeurt
niet elke dag, gelukkig, meestal vind je iemand aardig of interessant. Maar het
idee om het bijzondere van iemand te willen duiden, dat kent iedereen. En
schilders en schrijvers in het bijzonder, denk ik.
Daarom ook maakt een schilder of een fotograaf portretten. Schijnbaar hebben ze wat gezien in een gezicht en net als een verliefde wil de schilder dat bijzondere inzicht delen met iedereen in de wereld.
Bij de tentoonstelling van Bert Maurits in het Kennemer Theater gaat het om portretten. Grote doeken, kleurrijk, trefzekere lijnen, herkenbare afbeelding. En vooral: wild. Een kind van de jaren tachtig.
Toen ik zijn schilderijen de eerste keer zag, moest ik aan iconen denken. Een vreemde associatie, want iconen zijn van bescheiden omvang, zijn fijn geschilderd en dienen een ander doel: via het icoon treed je in verbinding met de aanbeden heilige of God. Een icoon is het gedicht in de schilderkunst. Ingedikt en geminimaliseerd wordt de afbeelding teruggebracht tot de essentie: vruchtbaarheid, deemoed, ootmoed, verlossing, rouw, vreugde, en dat dan doorgekoppeld naar een (liefst) heilige in een verhaal dat iedere gelovige kent.
Bert Maurits daarentegen schildert in het groot, met ferme streken en heeft in zijn afbeeldingen een opvallende voorkeur voor mooie modellen met een blik van ‘heb ik wat van je aan?’.
Veel verschillen dus. Toch is de overeenkomst is echter niet zo ver te zoeken. Iconen zijn – net als Maurits’doeken - plat geschilderd. Er komt geen achtergrond aan te pas. De geportretteerde staat centraal, het liefst met het symbool van zijn of haar heiligheid in de hand. Verder leidt niets af van het doel. Via het icoon aanbidden wij de heiligheid die daarachter schuil gaat. Een icoon beeldt niet af, maar leidt de kijker naar het wezen achter de afbeelding.
Christusicoon uit het klooster in Zvenigor |
Ramses II, Bert Maurits |
En daarbovenop, op dat abstracte vlak, levert Bert Maurits in grove lijnen zijn tekening af, zijn afbeelding. Maar van wat? Een icoon leidt de kijker naar het wezen achter de afbeelding. Waar leidt Maurits ons heen?
Mona Lisa |
4 Muzen |
Wat willen die portretten mij vertellen? Wat heeft Bert Maurits gezien in zijn geportretteerden, wat wil hij met ons wil delen? Waarmee wil hij schrijnen, wringen, raspen of ontroeren? Het lijkt of hij niet verder wil of durft te gaan dan het oppervlak. Dat hij zijn geportretteerden niet verder wil ontleden. Dat hij blijft steken in een vluchtige blik.
Ja, en dan verval je in kwalificaties als mooi, krachtig, kleurrijk, goed doorgewerkt. Maar juist dat andere wat zo kan ontroeren, bij iconen, oude en moderne, of gewoon in het dagelijks leven als je iemands blik vangt, - verlossing, rouw, vreugde, ootmoed, dat mysterieuze -, juist dat ontbreekt.
‘Yellow’(niet op tentoonstelling) |
Blijkbaar is zijn werk daardoor zo geschikt voor ‘boven de bank’, waar een vriend van hem tijdens de opening van zijn solotentoonstelling goedmoedig spottend aan refereerde. Hij verhaalde over hun gezamenlijke academietijd, en dat het in die tijd – de jaren tachtig - dodelijk werd geacht als mensen een schilderij aanschaften of schilderden ‘voor boven de bank’. Kunstenaars uit die tijd vonden dat een vloek: een schilderij was er niet om te behagen, maar om een wereldbeeld te verbeelden. De clou van het verhaal van de vriend was dat Maurits zojuist een tentoonstelling had gehad bij meubelzaak Van Duivenboden in Haarlem. Veel Mauritsen dus boven veel banken.
En
daar zit hem denk ik wat wringt. Maurits’ werk is na al die jaren bij uitstek voor boven de bank. Bert wil behagen. Bij
behagen maak je gebruik van een vertrouwd idioom waardoor je op safe speelt. De
kijker krijgt wat hij verwacht. En in dit geval het vertrouwde idioom van de
jaren tachtig: verantwoord wild.
Reacties
Een reactie posten