Doorgaan naar hoofdcontent

Een solo van twintig houtsneden, eentje meer misschien


Op mijn veertiende kreeg ik van  mijn moeder een kloek boekwerk: De Tweede Grote Vier Omnibus. Naast novelles van Gerard Walschap, M.J. Brusse  en Herman Heijermans bevatte het boek een overzicht van het werk van de voor mij totaal onbekende Frans Masereel. Honderd houtsnedes, met een voorwoord van Jelle Troelstra. De houtsnedes hadden als thema De Stad en met een voorwoord van Troelstra kon het ook niet anders dan dat het stadsleven van de jaren dertig genadeloos en zinderend , in zwart –wit,  werd neergezet. Met heldere lijnen en krachtige  verhalen. Onrecht, moord, doodslag, wanhopige broeierige sex, wanhoop, rijkdom en armoe, alles kwam in die honderd prenten langs en maakte op mij als veertienjarige een verpletterende indruk. De stad was mij natuurlijk wel bekend, maar dit inkijkje in het echte rauwe leven was voor mij eng en aantrekkelijk tegelijk. Heel aantrekkelijk. En dat lag ook aan dat genadeloze zwart-wit van de houtsnedes, de hoekige vormen, de grillige lijnen. Spannend, dat was het. En sindsdien is Frans Masereel mijn referentiepunt. Voor houtsneden dan..

Frans Masereel  


Vandaar dat ik nieuwsgierig de tentoonstellingsruimte betrad om de grafische werken van Dirck Nab te bekijken. Een tentoonstelling ook met louter houtsneden. Maar Dirck Nab leek in alles het tegengestelde van het dynamische werk van Masereel.

Dirck Nab lijkt zijn houtsnedes met opzet zo minimaal mogelijk te maken. Het lijkt alleen te gaan om ‘het lijnenspel’, de ‘patronen’ en de verwijzing naar een of andere  werkelijkheid moet zo ver mogelijk verborgen blijven. Dat kan, maar deze in zichzelf gekeerde  werken konden niet op tegen de immense ruimte waar ze in tentoongesteld werden. Het formaat van de houtsnedes werkte ook al niet mee.

Toen ik de eerste keer mijn rondje maakte, kreeg ik het gevoel alsof ik  in een onbevolkt kantoorpand rondwandelde van een of andere financiële instelling waar de prenten aan de muur bloedeloos wachten op negeren of hooguit een onverschillige blik. Maar niet echt om te bekijken. Na vijf minuten stond ik buiten. Wat moest ik hiermee?

Dirck Nab, Duinen



De tweede keer dat ik ging kijken was ik op de leegte voorbereid. En, niet onbelangrijk: de winter was ingetreden. ’s Ochtends had ik met de hond een eind in de duinen gelopen en inmiddels had het landschap een kleine metamorfose ondergaan: in plaats van het paars van de elzen en de hazelaars, het geel van het  speenkruid was  alles nu zwart wit. Bomen staken zwart af tegen de witte akkers, de bedjes die verwachtingsvol het voorjaar opwachtten lagen nu in rechte lijnen een mozaïek te maken met sloten en paadjes, met op de achtergrond het zwarte bos. Het leek wel een houtsnede.

Met die ogen toog ik dus ’s middags weer naar het Kennemer Theater en deze keer raakte ik veel meer gecharmeerd. Nab legt op een aantal houtsnedes mooie patronen vast en daarmee de essentie van een landschap. De afwisseling in lijnen - op een prent waar water en rotsen het vlak domineren, op een andere prent waar zonlicht door een bladerdak heen tintelt - maken dat mijn kijk op de tentoonstelling zich een beetje herstelt. Maar wat blijft, en dat is persoonlijk: ik mis dynamiek, een drijfveer, een drang.

Als ik later thuis op de website van Nab kijk, zie ik tekeningen en schilderijen waarvan ik denk: waarom heb je dat allemaal thuisgelaten,  Dirck Nab?  Waarom heb je niet meer laten zien? 

Dirck Nab, Marseille (niet op de tentoonstelling)

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een kleine handleiding bij Piet Vos

Donderdagmiddag voor de opening van zijn tentoonstelling ging ik even langs bij het Kennemer Theater en trof daar een onbeschrijfbaar zootje van bouten, tangen, latten, plastic zakken, aarde, staal, draad, plaat, verf, hamers, boormachines, gips en hout. En daartussen Piet Vos. Zoals gewoonlijk tot op het laatste moment bezig met de inrichting van zijn installaties. Zijn wereld, zijn ideeënwereld. Piet Vos. Een ernstig man. Piet is zo gecompliceerd en tegelijkertijd zo eenduidig dat er een verhaal à la Tsjechov voor nodig is om zijn worsteling met de wereld in de juiste proporties te vatten.  Jaren geleden schaakte ik elke woensdagavond na de tekenclub met Piet een potje en liet hem meestal winnen. Daar was hij blij mee. Een schijnbaar intellectueel gevecht met hem voeren over de orde der dingen (het schaakspel), dat doordenken en dan antwoorden op de slimmigheden van de ander, en dat met een stuk of vier, vijf, zes bier in je mik, en dan nog winnen ook. Op de vierkante meter w

Schepper naast God

Het lijkt of je een dependance van het Teylers Museum betreedt. Gedempt licht, vitrines, rariteiten en dode beesten. Aan de grote wand een rek met zakjes met beentjes en botjes, een stofjas die wacht op de biologieleraar. Hij zou elk moment kunnen binnenkomen om te laten zien hoe je de dood prepareert en opzet. Natura Artis Magistra, de natuur is de leraar van kunst en wetenschap. Wat staat ons te wachten? We betreden het practicum als leerlingen, schoorvoetend en in eerbiedige afwachting van wat komen gaat. De kriebels van een eerste schooldag komen weer boven, toen onderwijs nog een eerbiedwaardige en kind onderdrukkende uitstraling had. Alles is nog onbegrijpelijk en je bent in afwachting van het magische moment dat je het begrijpt. (De hele tentoonstelling is eigenlijk een mooie kritiek op het huidige onderwijs: Niks beleven! Afwachten! Niet meteen je mening geven! Jouw mening interesseert me niet! Eerst verbazen! Onbegrijpelijk? Geef het tijd! Kijk! Luister! Voel! En dan

Over een kip en twee fotografen

Ik begin met een anekdote over een kip, en de clou komt later wel, op het eind. Het verhaal van de kip in New York gaat als volgt. Een groep antropologen legde leven en welzijn vast van een papoeastam in primitief Nieuw-Guinea. De primitieven hadden nog nooit kennis gemaakt met de moderne wereld, geen vliegtuig gezien, geen auto, tv, radio, niets van dat al wat ons leven zo superieur maakt. De wetenschappers dachten dat het confronterend zou zijn de primitieven kennis te laten maken met die wereld van wolkenkrabbers, metrolijnen, fastfood en techniek. Er werd een film vertoond over het jachtige leven in New York. Na afloop werd aan de stamleden gevraagd wat ze allemaal gezien hadden. Een kip, was het antwoord. Temidden van al de moderne overvloed was alles wat hen was opgevallen iets wat ze herkenden: een kip. Een fraaie illustratie van hoe ons kijken in elkaar steekt. We zien wat we kennen. Wat we niet kennen, zien we niet.  Op naar de laatste tentoonstelling bij KeK. De dubbeltent