Doorgaan naar hoofdcontent

Zo is het

Heel vroeger vond ik stillevens saai, maar sinds ik iemand leerde kennen die stillevens  mooi vond , werd ik op slag een groot fan. Dat pleit natuurlijk niet erg voor mijn standvastigheid of principiële standpunten, maar zo werkt dat nu eenmaal. Toen ik dus dertig jaar geleden met iemand in Haarlem voor een stilleven met kazen en vruchten stond, en langer dan negen seconden (de gemiddelde tijd die een museumbezoeker aan een schilderij besteedt) mijn aandacht erop gericht hield, was ik verkocht. En waarom? Ik raakte getroffen door de eenvoud van het tafereel.
Dan kan je een mooi verhaal gaan ophangen over stofbeheersing, kleurgebruik, compositie, lichtval, de zorgvuldig uitgebalanceerde compositie.  Bloemen en vruchten, kaarsen, rookwaren en muziekinstrumenten als symbolen van vluchtigheid en vergankelijkheid, van sterfelijkheid.
Althans, met zo’n soort verhaal wilde ik net beginnen toen een andere bezoeker een en ander iets bondiger samenvatte met de opmerking: het lijkt wel een foto.
 Ik moest hieraan denken toen ik vorige week de tentoonstelling van Kaj ter Borg bezocht. Ter Borgh heeft een selectie gemaakt van zijn fotowerken, variërend van stillevens uit zijn academietijd tot zeer recente stillevens.
Met deze tentoonstelling laat Ter Borgh zien dat hij de grote thema’s niet schuwt. Meteen  op de eerste foto van de tentoonstelling is het al raak. Op een kastje heeft Ter Borgh van alles voor ons uitgestald: een pistool, een zeventiende-eeuws kleed, wat lappen rauw vlees, een pauw, vruchten, droogbloemen, een fles wijn, met in het midden een ingelijst kopietje van het hoofd van  God die net het leven schenkt aan Adam, de overbekende plafondschilderij van Michelangelo in de Sixtijnse kapel.
Alsof Ter Borgh wil zeggen: ‘Hier doe ik het mee en met niets minder. Ik ken mijn klassieken. Een stilleven gaat over leven en dood, over vluchtigheid en vergankelijkheid. En laat God in het midden. Alstublieft’.
 Daar kunnen we het inderdaad mee doen. Bijna elke foto op de tentoonstelling is zwanger van de verwijzingen naar geboorte, dood, ledigheid, vergankelijkheid. De vlinders, schelpen, bloemen, fruit, broodjes, vissen, een net gedoofde kaars  en allerlei ander vergankelijks is  in overvloed aanwezig .
De eerste foto’s zijn nog vol kleur en licht-donkercontrast speelt een belangrijke rol in de compositie. Later speelt donker een steeds minder prominente rol, en wordt het licht overheersend. Uit de laatste twee stillevens lijkt het licht bijna onttrokken, waardoor een bijna serene sfeer wordt geschapen.
In de ‘panorama’s’ zet Ter Borgh dezelfde thema’s van geboorte en dood, vergankelijkheid neer. Hij plukt beelden van de tv en rijgt deze in een paar collages aan elkaar. Technisch perfect laat hij deze in elkaar laten overlopen zodat we een langgerekt panorama afleggen van geboorte naar dood. Of waarin hij een spel speelt met de lichtval van de Grote Kerk in Haarlem. Zijn fascinaties doen bij vlagen religieus aan.
Niets lijkt aan het toeval overgelaten. Alles is zorgvuldig uitgedacht, geënsceneerd en uitgelicht. Ter Borgh vertelde tijdens de opening dat hij soms drie maanden bezig is met het uitdenken en uitwerken van een idee, totdat de foto uiteindelijk geschoten wordt. En dat zie je er van af.
Omdat ik niet net als dertig jaar geleden wilde blijven steken in interpretatiedrift, vroeg ik aan mijn goede vriend de fotograaf of hij zin had een rondje met me te lopen. Deze vriend  staat bekend om zijn kritische houding ten opzichte van alles, dus ik was benieuwd. ‘Wat vind je ervan’, vroeg ik nieuwsgierig. We stonden voor het eerste stuk, het stilleven met de pauw, het jachtgeweer en de God van Michelangelo en ik hoorde hem goedkeurend mompelen. “Tja, het lijken wel zeventiende-eeuwse stillevens. En ik leef in het nu. Zo zie ik het.  Maar het is wel heel mooi gedaan. Beetje  overbelicht zo hier en daar. Maar wel mooi. Het lijkt wel een schilderij‘.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een kleine handleiding bij Piet Vos

Donderdagmiddag voor de opening van zijn tentoonstelling ging ik even langs bij het Kennemer Theater en trof daar een onbeschrijfbaar zootje van bouten, tangen, latten, plastic zakken, aarde, staal, draad, plaat, verf, hamers, boormachines, gips en hout. En daartussen Piet Vos. Zoals gewoonlijk tot op het laatste moment bezig met de inrichting van zijn installaties. Zijn wereld, zijn ideeënwereld. Piet Vos. Een ernstig man. Piet is zo gecompliceerd en tegelijkertijd zo eenduidig dat er een verhaal à la Tsjechov voor nodig is om zijn worsteling met de wereld in de juiste proporties te vatten.  Jaren geleden schaakte ik elke woensdagavond na de tekenclub met Piet een potje en liet hem meestal winnen. Daar was hij blij mee. Een schijnbaar intellectueel gevecht met hem voeren over de orde der dingen (het schaakspel), dat doordenken en dan antwoorden op de slimmigheden van de ander, en dat met een stuk of vier, vijf, zes bier in je mik, en dan nog winnen ook. Op de vierkante meter w

Schepper naast God

Het lijkt of je een dependance van het Teylers Museum betreedt. Gedempt licht, vitrines, rariteiten en dode beesten. Aan de grote wand een rek met zakjes met beentjes en botjes, een stofjas die wacht op de biologieleraar. Hij zou elk moment kunnen binnenkomen om te laten zien hoe je de dood prepareert en opzet. Natura Artis Magistra, de natuur is de leraar van kunst en wetenschap. Wat staat ons te wachten? We betreden het practicum als leerlingen, schoorvoetend en in eerbiedige afwachting van wat komen gaat. De kriebels van een eerste schooldag komen weer boven, toen onderwijs nog een eerbiedwaardige en kind onderdrukkende uitstraling had. Alles is nog onbegrijpelijk en je bent in afwachting van het magische moment dat je het begrijpt. (De hele tentoonstelling is eigenlijk een mooie kritiek op het huidige onderwijs: Niks beleven! Afwachten! Niet meteen je mening geven! Jouw mening interesseert me niet! Eerst verbazen! Onbegrijpelijk? Geef het tijd! Kijk! Luister! Voel! En dan

Over een kip en twee fotografen

Ik begin met een anekdote over een kip, en de clou komt later wel, op het eind. Het verhaal van de kip in New York gaat als volgt. Een groep antropologen legde leven en welzijn vast van een papoeastam in primitief Nieuw-Guinea. De primitieven hadden nog nooit kennis gemaakt met de moderne wereld, geen vliegtuig gezien, geen auto, tv, radio, niets van dat al wat ons leven zo superieur maakt. De wetenschappers dachten dat het confronterend zou zijn de primitieven kennis te laten maken met die wereld van wolkenkrabbers, metrolijnen, fastfood en techniek. Er werd een film vertoond over het jachtige leven in New York. Na afloop werd aan de stamleden gevraagd wat ze allemaal gezien hadden. Een kip, was het antwoord. Temidden van al de moderne overvloed was alles wat hen was opgevallen iets wat ze herkenden: een kip. Een fraaie illustratie van hoe ons kijken in elkaar steekt. We zien wat we kennen. Wat we niet kennen, zien we niet.  Op naar de laatste tentoonstelling bij KeK. De dubbeltent