‘Dit is pas KUNST’, staat er met kapitalen gekalkt in het
gastenboek bij de tentoonstelling van Philip Hopman. De reacties in het boek
liegen er verder niet om: alle bezoekers lijken aangenaam getroffen door de
prenten die Hopman geselecteerd heeft voor dit inkijkje in zijn oeuvre.
Voor wie regelmatig samen met zijn of haar kinderen
prentenboeken leest, zal dit geen verrassing zijn. Philip Hopman hoort thuis in
de eredivisie van de Nederlandse en Vlaamse kinderboekillustratoren, een genre
waarin Nederland toch al tot de wereldtop behoort. Met schijnbaar achteloos
gemak, wat snelle lijnen en prachtig kleurgebruik weet hij een sfeer op te
roepen die je als kind en als volwassene zijn tekeningen inzuigt.
Toegegeven, vóór ik naar deze tentoonstelling ging was ik al
aardig vooringenomen. Voor mij is Philip
Hopman, na The Tjong King, de beste illustrator die ik ken. Samen met nog een
handjevol anderen. Als ik mijn kinderen vroeger voorlas, dook ik met hen weg in zijn spannende platen. Voor
de zekerheid had ik dus maar het gezelschap meegevraagd van een jonge vrouw van
achttien. Geen kind meer, eerder bezig met de volwassen wereld. ‘Wat vind je
ervan?’, vroeg ik toen we het rondje gemaakt hadden. ‘Ja, prachtig, maar voor
mij is het natuurlijk ook jeugdsentiment’, was het antwoord. ‘Maar heel mooi.
En spannend ook, hoe hij met licht en donker een eng sfeertje weet te maken.’ Wat
vind je het mooist?’ ’Temmer Tom. Misschien komt dat omdat ik dat zo goed ken. Maar
die tekening van het interieur van dat paleis is ook heel mooi, met die
kroonluchter helemaal licht en dan die blauwe zaal in het donker. Met dat ene
mensje zo in de verte.’’
Nog steeds fan dus. Wat is het nu dat Philip Hopman zo goed
maakt? Anders dan bij ‘echte kunst’, staat bij een kinderboek of een prentenboek de tekening
in dienst van het verhaal. De tekeningen verbeelden het verhaal. Voor de
kleine lezer is de prent het vehikel waarmee hij of zij het verhaal wordt
ingezogen. De prent bepaalt de sfeer en helpt de verbeelding behoorlijk op
gang. Een goede illustrator verbeeldt de geheimzinnige wereld van het verhaal
en laat het lezertje dingen zien die aan de grenzen van de verbeelding spelen.
Dit lijkt een beetje hoogdravend,maar als je je kunt verliezen in een verhaal
of een tekening betekent dat doodgewoon dat je een wereld bent ingestapt die je
nog niet kende. Als dat gelukt is is dat een hele prestatie. En die prestatie
levert Hopman.
Zijn tekeningen laten heel veel zien, maar zijn wonderlijk
genoeg niet overvol. Het lijkt of de tekeningen helemaal gevuld worden met
details, maar toch is vaak slechts de helft van de platen gevuld. Telkens weet Hopman
door een combinatie van die leegtes en die rijkdom aan details een spanning op
te roepen. Het perspectief dat hij kiest is in de meeste tekeningen van boven.
We kijken van boven de tekeningen in en zien de hoofdpersoon in een spannende
situatie. Met licht en donker stuurt hij de kijkrichting. Met paars, lila,
blauw schildert hij de nacht, met geel, rood, oranje de dag. De enge
buitenwereld krijgt vorm in volwassenen. Groot en grover getekend dan de fijne
lijntjes waarmee hij de kinderen tekent. Mannen zijn bonkige, bewenkbrauwde en
besnorde gevaartes, vrouwen zijn overdadig als heel veel vrouw neergezet. Zoals
die flamencodanseres die het kleine joch aan tafel zijn bordje eten opdient.
Als geen ander verstaat Hopman de kunst om een verhaal te
vertellen in een tekening. Met een paar lijnen treft hij een
gezichtsuitdrukking, een gebouw of landschap, en met een paar penseelstreken
geeft hij een gemoedstoestand kleur. Met wisselend perspectief zuigt hij ons
zijn tekeningen in. Op de eerste plaats voor kinderen. En dat lijkt me zijn
allergrootste verdienste: Philip Hopman leert kinderen kijken. En door goed te
kijken leer je je verbeelding te
gebruiken. En leer je meer te zien. En leer je je wereld te begrijpen. Als dat
geen kunst is.
Reacties
Een reactie posten