Soms gebeurt het. Elke ochtend rijd ik tegen de zonsopgang in, sla bij West-Graftdijk de hoek om en wordt dan plotseling overvallen door licht: tegenlicht, strijklicht, waterlicht, zonsopgang, jacobsladders, stralenkransen, vliegtuigstrepen, en in het landschap vormen zich in dat licht de contouren van bomen, kerken, boerderijen en heel in de verte de woontorens, de wachters van Purmerend. Onverslaanbaar. Overal is water en licht. Nooit is water ver weg, nooit kwam licht zo dichtbij. Zo gebeurt het: het ene moment zit je nog volop in je eigen wereld te suffen over dit en dat, over onrechtvaardigheid, mee- en tegenvallers, hoe stom die en die is, en hoe aantrekkelijk deze of gene en dan word je plotseling wakker geknipt uit je warrige maalstroom. Op dat moment ontvouwt de wereld zich in haar eigen naakte gedaante, zonder opsmuk in al haar pracht. Alsof een bruid haar kleed laat vallen. En dan rijd je daar, sta je daar met al je loze gedachten. Overvallen door het moment dat de